Opmerkelijke gebouwen of plaatsen

 

Hof Ter Coigne

Het is de enige grote boerderij die vandaag nog overblijft. Ze bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen, gescheiden door een doorgang die naar een binnenkoer leidt. Het geheel rust op een stenen onderbouw die een overblijfsel van een vroeger bouwwerk is. Het centrale gedeelte heeft een bovenverdieping die door een muur met rechte gevels bekroond is.

De kruisvensters, de ancrages en de spijlen ter bescherming van de impostes werden behouden.

In de vijftiende eeuw, maakte het " Hof ter Coigne " deel uit van het landgoed van de familie DANNEELS genaamd van Watermaal, omdat veel terreinen op het grondgebied van de gemeente haar toebehoorden. In 1491, neemt hun dochter , in de echt verbonden met Albéric WAS, het domein over. Het landgoed besloeg toen ongeveer 37 ha. Vervolgens erft Barbe WAS het " Hof ter Coigne " . Zij huwt eerst met Jean PIPENPOY en vervolgens met Guillaume d’AILLY ; die het domein tot 1558 in zijn bezit houdt.

Daarna volgden verschillende eigenaars mekaar op en, toen FREDERICKX en Pedro SMISSAERT het in handen kregen, begonnen ze met de uitbreiding van de landerijen, die toen het kerkhof van Elsene en een deel van het oefenplein (huidige universiteitscampus) omvatten.

In 1863, staat Jean-François VAN HAELEN, een rentenier in Brussel en hereboer in Watermaal, als de rechtmatige eigenaar bekend. In 1906 behoort de boerderij aan de gemeente Elsene toe . Zestig jaar later wordt het door de gemeente Watermaal-Bosvoorde gekocht.

Wat ervan overblijft is vandaag op de hoek van de Vertakkingsstraat en de Charles-Michielslaan te zien .

 

Het Hooghuis

Het HooghuisHet Hooghuis werd door Michel de Cafmeyer opgericht (zie grafsteen in de St.-Clemenskerk), 10 jaar na zijn terugkeer uit Spanje waar hij zijn jagerstalenten voor de Koning van Spanje had vertoond. Nadat hij meerdere keren zonder gevolg een aanvraag ingediend had, wordt hem op 16 mei 1687 eindelijk een halve bunder op het grondgebied van " Bouchefort "toegekend, waarvoor hij als jaarlijkse grondbelasting een kapoen moet betalen.

Cafmeyer begint direct met de bouwwerken die grote kosten met zich brengen . Zijn gebouw werd het grootste en hoogste van het toenmalige gehucht, wat meteen zijn naam verklaart.

Bij zijn dood in 1713 was de bouw trouwens niet af . Traditiegetrouw namen meerdere hoogwaardigheidsbekleders van de Jagerij edelmoedig een deel van de kosten voor de bouw van dit prachtige gebouw voor hun rekening , dat door Boffrand , de leerling van Mansard, ontworpen werd . Teneinde hun grootmoedigheid niet ongemerkt te laten voorbijgaan , werden de wapenschilden van deze belangrijke personages, waaronder het blazoen van Karel VI, het familiewapen van Lorenzo del marmol, het wapenschild van Philippe-François de Rubempré op de kruisschoren van de vijf ramen op de bovenverdieping aangebracht . Deze werden echter door de familie van de laatste eigenaar verwijderd. In 1711, was in het gebouw een cabaret ondergebracht. Het werd echter al snel een restaurant en vervolgens een hotel. Dit hotel genoot zowel in het binnen- als in het buitenland grote faam . Bosvoorde was immers onder de Hollandse bezetting een verblijf bij uitstek geworden. In 1883, brandde een deel van het Hooghuis af. Nadien werden er bijgebouwen opgetrokken die de oorspronkelijke stijl van het gebouw volledig wijzigden. Vandaag blijven er enkel nog twee kamers met monumentale schouwen op het gelijkvloers over. Een van deze kamers werd als bar ingericht , maar de originele stijl werd gelukkig behouden. In de vroegere gelagzaal van het restaurant bevindt zich nu de Feestzaal. De rest van het gebouw wordt voor administratieve doeleinden gebruikt. Rechts van het gebouw bevinden zich de gerestaureerde stallingen " les Ecuries ", waarin nu socio-culturele activiteiten plaatsvinden (zetel van het huidig Franstalig cultureel centrum van Watermaal-Bosvoorde " La Vénerie "). Het oudere gedeelte van het gebouw werd op 6 november 1961 als monument geklasseerd.

 

Het Gemeentehuis

het gemeentehuisIn 1831, kon de gemeente geen enkel gebouw tot haar bezittingen rekenen. Het Gemeentebestuur maakt gewag van de betaling van 54 fr voor de huur van een gebouw waarin de gemeentediensten ondergebracht waren. In 1851, vestigen de diensten zich in de Middelburgstraat, waarschijnlijk op de locatie van het huidige nummer 81. Depage, de toenmalige burgemeester, stelt aan de Gemeenteraad voor " De Villa ", een vierkant huis van de Heer le Hardy de Beaulieu voor 75.000 fr te kopen. Deze villa wordt na het vertrek van Depage het gemeentehuis.

 

De St-Clementskerk

De St-ClementskerkHet eerste geschreven spoor van de eerste kerk dateert uit 914. Een handvest van 30 mei 914 vermeldt dat GUNTBERT en zijn echtgenote meerdere van hun domeinen,waaronder dat van Watermaal aan de St.-Martinusabdij van Tours afgestaan hebben. De totale oppervlakte van het domein bedroeg niet meer dan 60 ha.

Rond 1193, werd het altaar van Watermaal aan het kapittel van de kathedraal van Kamrijk gegeven. Hierdoor verwierf deze het recht tienden te heffen en een pastoor aan te stellen. Deze rechten werden in 1271 aan het Klooster van het Hertoginnedal afgestaan. De Kerk waarvan sprake in de akte van 914 was aan Onze-Lieve-Vrouw gewijd, terwijl de huidige kerk onder het dubbel patronaat van St.-Clemens en van St.-Catharina staat. Het canoniek recht verbiedt echter de titel van een kerk te wijzigen. Men mag dus veronderstellen dat de oorspronkelijke kerk vernield en vervangen werd. Volgens de archeologen werd de toren rond 950-1050 gebouwd . Op 4 mei 1604, wordt ze door een groep ruiters in brand gestoken. Naar gewoonte, lag er rond de kerk een kerkhof. Dit kerkhof werd door een stenen muur afgebakend, waarvan nu nog een gedeelte overblijft dat nauwelijks boven de grond uitsteekt.

Na restauratie, werden de grafstenen opnieuw gebruikt en in het buitenmetselwerk van de kerkbeuk ingewerkt. De oudste staan in het noordelijk deel en de kleinste in het zuidelijk deel. Enkele inscripties zijn jammer genoeg onleesbaar geworden, maar vele kunnen gelukkig nog ontcijferd worden zoals dat van Cafmeyer waarop het volgende staat :
HIER LEYT BEGRAVEN DEN
COMPEER VAN CAROLUS DEN
TWEEDEN, CONINCK VAN SPANIEN
DOM MICHEL DE CAFMEYER
IN ZYN LEVEN JACHTER TE PERDT
STERFT DEN 9 AUGUSTI 1713
ENDE SYN HUYSVROUW COECILIA
ROUYS STERFT
DEN 26 AUGUSTUS 1703
BIDT VOOR DE ZIELEN

Achter de Kerk, tegen de muur bevindt zich een kruisheuvel waarop in 1871 een klooster gebouwd werd. De kerk werd rond die periode gerestaureerd en herbouwd. De toren werd op 22 november 1949 geklasseerd.

 

St-Hubertuskerk

St-HubertuskerkDe huidige kerk van Bosvoorde vervangt de kapel van de Heilige Filomena, waarvan de bouw in 1827 begonnen werd en, die in 1833, onder burgemeester Théodore Verhaegen (stichter van de ULB) beëindigd werd. Ze werd echter in 1925 vernietigd.

In 1913 , had burgemeester Delleur al de plannen van de nieuwe kerk, halverwege de naar hem genoemde laan gelegen, laten maken. Door de oorlog werd de uitvoering echter uitgesteld en het is pas in 1924 dat de toren, tot aan het galmbord af , voor de eredienst kan worden ingewijd en aan St.-Hubertus wordt opgedragen.

In 1939 geraakt de kerk eindelijk helemaal af en omvat dan een toren van 85 meter, een dwarsschip van 39 meter en een koorruimte, wat de totale lengte van het kerkschip op 71 meter brengt. De architect was Langerock. De gebruikte materialen zijn Belgisch, meer bepaald stenen van de Gileppe en bakstenen uit Zandvoorde. Dichtbij de ingang met de doopvonten vindt men een opmerkelijk wijwatervat . In de kerk zijn een uit steen gehouwen kruisgang en enkele interessante schilderijen te zien.

 

De Bezemhoek

De BezemhoekGezien de nabijheid van het woud, woonden er in Bosvoorde veel klompenmakers, houthakkers en bezembinders . Vooral de twijgen van berken en van gewone brem waren voor het maken van bezems geschikt. Deze activiteit werd voornamelijk door de vrouwen beoefend . Eens hun werk in het woud erop zat, plaatsten ze de twijgen op hun hoofd en hielden deze met een lange stok in evenwicht. Zo droegen ze dan deze last naar huis . De verkoop van in bossen gebonden bloemen was ook een gegeerde bezigheid. Deze armelui woonden aan het einde van de Terhulpsesteenweg, in de richting van Hoeilaart en zo ontstond de naam " Bezemhoek ". De bevolking hield het echter niet enkel bij deze eerlijke verdienste. Het was met name hier dat men ook de meest beruchte houtdieven kon vinden, die het woud plunderden om in het onderhoud van hun familie te kunnen voorzien . Het is ook aan dit deel van Bosvoorde dat Karel V een privilege toekende.

Dit privilege is als volgt ontstaan : Op een dag loopt Keizer Karel, die op jacht was in het woud, verloren . Door honger gedreven gaat hij bij Halle, de houthakker aankloppen. Naar familietraditie , ontvangt deze arme houthakker hem op zeer gastvrije wijze, deelt zijn sobere maaltijd met hem en biedt hem onderdak voor de nacht aan. De maaltijd was karig en de keizer vroeg of de houthakker niet een beetje venezoen - wildbraad - had. De goede man beraadt eerst lang met zijn vrouw - die vertrouwen heeft in het nobele uiterlijk van deze onbekende- en brengt hem vervolgens een snede gezouten geitejong. Hij laat de vreemdeling echter beloven hierover geen woord te reppen want dit vlees is afkomstig van een stroperij en in die tijd waren de edicten dienaangaande buitengewoon streng. Enige tijd later , laat de Keizer de houthakker op het Hof van Brussel ontbieden. Als de arme man de Keizer als zijn gast herkent, slaat de schrik hem om het hart en vreest hij het ergste. Maar de Keizer stelt hem onmiddellijk gerust en vraagt hem welke prijs hij voor zijn maaltijd verlangt. De boer vraagt enkel het recht om in het woud naar behoefte de takken nodig voor het binden van zijn bezems te mogen snijden. Keizer Karel is verbaasd over zoveel bescheidenheid en verleent de houthakker en zijn nakomelingen dit recht. Gedurende meerdere eeuwen lang zal dit privilege van toepassing blijven. Vandaag wonen hier echter nog maar weinig autochtonen. Velen zijn verdwenen en hier is nu een meer gegoede klasse gehuisvest.

 

Het Charle-Albertkasteel

De Charle-AlbertkasteelAan de rand van het Zoniënwoud, op het hoger deel van de Vorstlaan gelegen, bevindt zich een gebouw dat ook wel " Het Vlaamse Huis "  genoemd wordt. In 1869 werd met de bouw van dit neo-Vlaamse renaissancekasteeltje door Charle-Albert begonnen. Het was slechts in 1887 dat de architect beslist dat de decoratie en de inrichting als voltooid konden worden beschouwd. Charle-Albert (1821-1889), was een veel gevraagd architect -decorateur in de negentiende eeuw. Hij heeft onder andere de restauratiewerken van het kasteel van Gaasbeek uitgevoerd. Tegelijkertijd bouwmeester en bouwheer van " het Vlaamse Huis ", wenst hij de ideale woning volgens de in de zeventiende eeuw gangbare smaak te ontwerpen. Het kasteel met zijn 3 bouwlagen, werd ogenschijnlijk in bak-, zandsteen en blauwe steen uitgevoerd. Rechts van het woonhuis komt een massieve donjon te staan en, om de gevel in evenwicht te brengen, wordt links een rijkelijk uitgewerkte trapgevel geplaatst.

De ertussen gelegen hoofdingang bestaat uit een vooruitstekend deel in witsteen . Een fronton dat door twee gestileerde hoofden gedragen wordt, bekroont de deur . De zijgevel was voorzien van een houten loggia die met medaillons " à l’ancienne " in bas-reliëf versierd was.

De monumentale trapgevel van deze zijgevel contrasteert met de opbouw van de achtergevel die uit 2 eenvoudiger delen bestond : een gevel met 3 hoge ramen over 2 verdiepingen en een laag gebouw op een gewelfde kelder. Een duiventil geschraagd door 4 zuilen en overspannen met booggewelven vormden het trapportaal van de trap die naar de kapel leidde. Het kasteel is omgeven door hoge terrassen die via trappen te bereiken waren. De bouw en de decoratie werden volgens oude en moderne technieken uitgevoerd. Men vond er staal, beton, geschilderde houtimitaties en wandtapijten naast oude glas-in-loodramen en andere antiquiteiten . Deze bonte mengeling van stijlen uit opeenvolgende periodes en de fictieve diverse bouwperiodes geven de indruk dat dit kasteeltje al eeuwenoud is. In het gebouw woedde meermaals brand en meermaals werd het door vandalisme beschadigd zodat er vandaag enkel nog een ruïne overblijft.

 

De Drie Linden

De Drie LindenOp het hoogstgelegen punt van Watermaal, op de top van het plateau dat Watermaal van Bosvoorde scheidt, bevinden zich de Drie Linden. 100 meter boven de zeespiegel gelegen, vormden ze het geodetisch referentiepunt voor Graaf de Ferrarris, die, van 1770 tot 1778 de kaart van de Lage Landen opstelde . Rond 1890, bereikten de Drie Linden, waarvan de stammen samengegroeid waren, een omtrek van 7 meter. Begin 1900, werden ze door een onweer geveld en vervangen door de exemplaren die er vandaag nog staan. In 1971, ontstond bij de ingebruikneming van de aardgasleiding een lek waardoor één van hen volledig verstikte. Hij moest omgehakt worden en de twee overgebleven linden , die aan het begin van deze eeuw geplant werden, kwijnen langzaam maar zeker weg. De holle weg die van het plateau naar Bosvoorde afliep, heette in de vorige eeuw de Lindenstraat. En deze straat is, zoals u reeds vermoedde, de huidige Drie Lindenstraat.

 

Het Watermaal Station

De Watermaal StationDe plannen van het pittoreske station van Watermaal werden in 1884 ontworpen door E.-J. Robert, architect ten dienste van de voormalige vervoersmaatschappij. Gedurende meerdere jaren en evenveel schilderijen diende dit kleine station als inspiratiebron van de in de buurt wonende schilder Paul Delvaux (Klokjeslaan).

Deze halte schreef zich volledig in, in de ontwikkeling van zowel een toenemende mobiliteit als de verstedelijking van het platteland en zorgde ervoor dat de buitenwijken in de directe nabijheid van het stadscentrum kwamen te liggen.

 

"Le Logis"

"Le Logis"De coöperatieve vennootschap werd op 3 oktober 1921 opgericht, door een aantal bedienden van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, die reeds snel door bedienden van andere openbare instellingen vervoegd werden. Dit was een primeur voor België , waar tot dan geen enkele coöperatieve vennootschap voor de bouw van huisvesting opgericht was, in tegenstelling tot Engeland, waar we in 1844 reeds een voorloper in deze materie terugvinden onder de vorm van " Equitable Pioneers of Rochdale ".

De statuten van " Le .Logis " bepalen dat de effectieve coöperatoren (toekomstige huurders) de hoedanigheid van bedienden, in de brede zin van het woord, moesten hebben en dit was eigenlijk een reactie op het feit dat de wetgeving van voor oktober 1919 het enkel over " arbeiders " had. De nieuwe formulering bleek de goede en al spoedig kwamen er veel aanvragen voor toetreding tot het lidmaatschap binnen.

Eerste realisaties

De promotoren werden door de ligging van " de Drie Linden " bekoord ; op een hoogte van 100 meter strekt deze zich uit over een uitloper van het plateau , dat de valleien van de Watermaalbeek en van de Woluwe, scheidt. De maatschappij kocht 32 ha aan. Voor de uitvoering van de werken deed ze beroep op de besten en zo werden de plannen voor de wijken, de inplanting van de huizen en de beplantingen aan Louis Van der Swaelmen toevertrouwd, terwijl Jean Eggerickx de plannen van de woningen opstelde. Eggerickx tekende de plannen voor alle woningen evenals hun nutsvoorzieningen. Het geheel oogt zeer smaakvol en werd op traditionele wijze uitgevoerd . Er werd grote aandacht besteed aan het welzijn van de bewoners en aan het creëren van de serene kalmte, eigen aan een woongebied . Alle achteruitbouwzones werden als een doorlopend grasperk, zonder afscheidingen maar afgeboord met klimop aangelegd. De beplantingen zijn de enige decoratieve elementen die toegelaten worden. De tuinen zijn door groene heggen afgescheiden . De wegen zijn afgeboord met bomen.

In het hart van deze wijken werden speelpleinen, waarop fruitbomen aangeplant werden, aangelegd, zodat de allerkleinsten naar hartelust en onder het waakzaam oog van hun mama, zonder ook maar de minste hinder van het verkeer te ondervinden, kunnen stoeien.

De eerste wijken werden gebouwd :
- in 1922 en 1923 : " Le Triangle " ( Driehoek) - 114 huizen, 12 appartementen
- in 1922, 1923 en 1924 : " Le Trapèze " (Trapezium) - 200 huizen
- in 1926 : " L’Entonnoir " (Trechter) - 80 huizen
- in 1930 : 155 bijkomende huizen in de wijk van " Le Trapèze " alsook het flatgebouw van de Drie Linden (70 appartementen - 7 winkels en het Sociaal Centrum van de Coöperatieve )
- in 1938, 1939 en 1940 : " Le Plateau " - momenteel 139 huizen waarvan er 13 in 1949 gebouwd werden.

De eerste bewoners moesten wel heldenmoed aan de dag leggen want de omstandigheden waren allesbehalve aangenaam. Er bestond nog geen openbare weg en de water-, gas- of elektriciteitsleidingen waren nog niet aangesloten. Het rioleringssysteem was nagenoeg onbestaand (vanwaar de aanleg van de septische putten). Er reed geen tramway in de buurt, geen openbare verlichting, kortom een weliswaar pittoresk maar vergeten gat, dat niet al te zeer door de huisvrouwen gewaardeerd werd. In het begin, werd het algemeen onderhoud ‘s avonds door ploegen vrijwilligers uitgevoerd omdat de maatschappij niet over de middelen beschikte om dit werk aan een onderneming uit te besteden.

Het is pas in 1949 dat met nieuwe werkzaamheden van start kan gegaan worden : de wijk " La Pointe " (Punt) wordt aangelegd : 84 bescheiden maar comfortabele appartementen, 2 winkels en een kindertuin . In 1951 wordt eindelijk met de bouw van 38 woningen in de wijk " Le Triangle " begonnen . Dit werd " Le Triangle II " (Driehoek II). Deze twee wijken boden een maximaal comfort aan , met name gasverwarming, een dubbele kelder per gezin, een gemeenschappelijke waskelder per gebouw, een (door de bewoner in te richten) badkamer...

In 1951, beschikt de maatschappij al over 899 woningen waarvan 726 eengezinswoningen, 164 appartementen, 9 winkels, 3 kindertuinen, een sociaal centrum, garages, werkplaatsen en winkels. 218 huizen werden verkocht (vandaag mag de maatschappij geen woningen meer verkopen).

De beplantingen

Het origineel karakter van " Le Logis " is voor een groot deel te danken aan de plaats die de beplantingen , de grasperken en de bloemen innemen. Ook hier worden de aanwijzingen van meester Van der Swaelmen op de voet opgevolgd : achteruitbouwzones, opgebonden linden verbinden de woonblokken met mekaar, de kruipplanten worden in functie van hun bloeiperiode , ook in de winter gekozen ; groene heggen, in bolvorm geleide klimop, bomen, massieven en struiken  worden met de grootste zorg omringd, en tijdens de bloeiperiodes van de Japanse kerselaars, van de sierappels en -peren in de maanden april - mei , baden de wijken van de " Logis " in een feeërieke sfeer.

 

"Floréal"

"Floréal"De vennootschap " Floréal " werd op 30 maart 1922 in de vroegere St.- Martinuszaal op de Grote Zavel opgericht. De heer Lippens trad op als vertegenwoordiger van de Staat en de Provincie werd door de Heer Huysmans vertegenwoordigd. De typograaf Jean-François HUSDENS, werd de eerste zaakvoerder van de vennootschap. Deze vorm van corporatie bleek veel kandidaten aan te trekken. De volgende stap was de aankoop van terreinen en het snelle opstarten van de voorbereidende studies .

Men had reeds een optie genomen op een terrein van 17 ha dat tot de Parmentierstichting behoorde. Parmentier was een bankier uit Brussel, die van Koning Leopold II de opdracht gekregen had alle terreinen in dit deel van de gemeente op te kopen en er een residentiële wijk van te maken. Met de dood van de Koning kwam er een einde aan deze bouwspeculaties. De stichting werd opgeheven en een deel van de terreinen werd aan " Floréal " , een ander deel aan " Le Logis " verkocht. Net zoals voor " Le Logis ", werd ook hier een beroep gedaan op Eggericx voor de gebouwen en op Van der Swaelmen voor het stedenbouwkundige plan . De eerste aanbesteding vond plaats in augustus 1922. Het ging hier om de bouw van 136 huizen die in drie groepen verdeeld waren :

de eerste groep : 47 huizen - architect : de Heer Eggericx
de tweede groep : 48 huizen - architect : de Heer François
de derde groep : 41 huizen - architect : de Heer Moenart.

Op 1 oktober 1922, werd de eerste symbolische steen van " Floréal " door Minister Joseph Wauters gelegd. Zijn redevoering kreeg enorm veel weerklank. De tweede aanbesteding vond op 5 maart 1923 plaats. Het ging om de bouw van 153 huizen met 187 woonruimtes die in 3 groepen verdeeld waren. Interessant is dat het reglement toen bepaalde dat de begunstigden van deze coöperatieve huurvennootschappen de bij wet bepaalde weinig gegoede klasse was : de arbeiders, de dagloners, de werklui en de dienstboden, de klerken en andere bedienden behorende tot lagere en ondergeschikte rangen van de openbare diensten, alsook de onderwijzers en andere bedienden die in gelijkaardige omstandigheden verkeerden.

Realisaties

De eerste bouwperiode loopt van 1922 tot 1930. Op 26 juli 1925 werden de eerste gebouwen ingehuldigd . In 1927, vond de oprichting van het gebouw " Groupe Joseph Wauters ", bekend als " Fer-à-cheval " (naar het hoefijzervormige grondplan), plaats. In november 1929 wordt de eerste steen van de appartementen van de " Groupe Van Deuren " gelegd en vindt de aanbesteding van de " Groupe Hector Denis " plaats . In 1930 wordt de constructie van de huizen in rode baksteen van de Pyretrumstraat en van de Passiebloemenstraat afgewerkt. De balans van deze eerste periode valt zeer positief uit : 489 woonruimtes (+ 164 woonruimtes na 1949). Voor 1932 was de vennootschap genoodzaakt 71 huizen te verkopen . Ze bezat nu nog 279 eengezinswoningen. Tussen 1930 en 1949 valt de activiteit stil , enerzijds omwille van budgettaire redenen en anderzijds omwille van de oorlog.

Maar vanaf 1949 wordt een nieuwe reeks van 108 appartementen gelanceerd.

In 1965, wordt in de Aartshertogenlaan, op de plaats die " Het kleine Bos " genoemd wordt met de bouw van 56 zeer comfortabele appartementen begonnen.

In 1970 krijgt de maatschappij Siemens de opdracht een kabelnet vanaf de collectieve antenne van de groep van het hoefijzer aan te leggen , zodat de huurders toen al acht tv- en radiokanalen konden ontvangen.

 

BRONNEN

  • "  Watermael-Boitsfort, depuis ses origines à nos jours " , anoniem boekje uit de jaren 50, gebaseerd op een conferentie die baron VERHAEGEN in 1925 op de " Société royale d’Archéologie de Bruxelles " gegeven had.
  • " Watermael-Boitsfort " door Joseph HILSON
  • Boekje " Historique de la Société "uitgegeven door Le Logis in 1951 ter gelegenheid van haar dertigste verjaardag.
  • " La cité-jardin FLOREAL ", door de maatschappij rond 1922-1925 uitgegeven.
  • Documentatieblaadjes van de " Floréal " in 1972 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de maatschappij uitgegeven.